dinsdag 19 maart 2013

De Stad




Gisteren met 'mijn' auto op weg door de stad. Het was geen normale rit, want ik hing achter een grote auto met behulp van twee spanbanden die het op de eerste drempel al een keer hadden begeven. Bij de tweede drempel gingen ze voor de tweede maal doormidden en het besluit om de auto verder naar zijn parkeerplaats te duwen was snel genomen.

"Meneer! Heeft u hulp nodig, zullen we duwen?"
Drie flink uit de kluiten gewassen jonge heren, een peuk rokend vóór het café, boden hun hulp aan. "Dat is heel lief van je." antwoordde ik, "maar ik denk dat we het wel afkunnen. Hij gaat toch niet meer rijden vanavond. Misschien laat ik hem hier wel staan."

Nóg een man, ook een cafébezoeker, meldde zich, terwijl mijn kameraad met trekhaak zijn auto aan het parkeren was. Met een zwaar accent omschreef hij zichzelf als "de beste monteur van de wereld". Er volgde een verhaal waarin vooral rode auto's het moesten ontgelden. Hij verzekerde me echter van twee zaken: 1. Dat rode auto verhaal ging feitelijk over zíjn(!) ervaring met rode auto's, waaronder één ongeval met een rode vrachtwagen. 2. Ik 'moest' mijn motorkap open doen.

Met het nodige argwaan en enkele excuses over timing en 'of ik daar wel zin in had op dit moment', opende ik de kap.
Met een routineus gebaar tikte de man acuut de verdelerkap van de motor los. Ik dacht: "Even scherp blijven." en tastte naar mijn beurs en mijn mobiel. Beide had ik nog op zak.
Ik hield bewust een halve meter afstand van mijn wereldmonteur.

"Succes meneer!" klonk het vanaf de stoep. Mijn 'duwers' gingen weer verder. "Bedankt jongens!" riep ik terug.

"Wilt u starten?" vroeg mijn monteur. Ik deed wat me gevraagd werd. De startmotor draaide, maar daarmee hield het op. Zover was ik zelf ook al gekomen. "Is het net gebeurd?" vroeg hij? Ik vertelde dat de auto sinds enige dagen weigerde te starten, een dag na een (laatste) rit zonder problemen. "De motor krijgt geen benzine." concludeerde hij. "Mag ik even in de auto kijken, kan de achterklep open? Ik moet zien of de brandstofpomp werkt."

"De stad." dacht ik. "Dit is de stad!"

Ik opende alle portieren en de man verdween onder de zitting van de achterbank. Daarna heb ik hem nooit meer gezien .....  oh nee!

Ik opende alle portieren en de man die in luttele seconden een lampje uit mijn koplamp had 'geleend' baande zich een weg naar de bodem van de auto onder de achterbank. Daarin werden twee gaten afgedekt met een rubberen kap. 'Klak' de grootste werd losgetikt en daar verschenen de stroom-contacten die zeer waarschijnlijk met de brandstofpomp van doen hadden. "Heeft u een sleutel 17?" vroeg hij, "of een krik?" "Weet ik niet." zei ik. Hij kroop uit de auto zocht in de achterbak, keek onder de motorkap en vond een krik. Daarna kroop hij in de auto en met enkele welgemeende tikken op de autovloer leek het alsof hij met geweld de pomp aan de gang wilde krijgen. Ik hield mijn hart vast. "Start eens!" zei hij. Ik startte, maar er gebeurde niets wat we niet al kenden.

De man peuterde wat met een restje plakband en het lampje, vroeg me nogmaals te starten en zei: "De brandstofpomp krijgt geen stroom. Ik moet de zekering controleren. Heeft u een stukje draad bij u?" "Stroomdraad bedoelt u? Nee." Ik kon hem niet helpen.

Twee tellen later zat hij onder het dashboard. Één voor één liep hij de zekeringen na. Ze waren allemaal in orde. "Het relais" zei hij. "Ik moet het relais controleren. U kijkt naar het lampje onder de achterbank. Als het brandt moet u dat even zeggen." Ik nam plaats in de auto en keek gespannen naar het lampje. Ik besefte dat ik inmiddels volledig op deze wereldmonteur vertrouwde. Zijn werkwijze was logisch, ter zake kundig en ik weet genoeg van auto's en motoren (zelf heel wat afgesleuteld) om tenminste te begrijpen wat hij aan het doen was. Het verschil was dat híj deze (rode) auto kende, en ík helemaal niet. "Ja!" riep ik, "hij brandde, maar nu is hij weer uit. Ja!, hij brandt weer!"

"Heeft u een klein mesje?" riep mijn monteur. "Nee", antwoordde ik. Ik stapte naar buiten en zag hoe hij met een veiligheidsspeld de contacten van een stekker probeerde te reinigen. "Heeft u kruipolie?" vroeg hij. "Nee", antwoordde ik en bedacht: "Aan mij heb je niet veel".

"Wat is uw sterrenbeeld?" vroeg hij. "Kreeft." verzekerde ik hem. Hij knikte.

 "Ik neem wel wat remolie" sprak hij, "dat is bijna hetzelfde'. De daad bij het woord voegend draaide hij het remolie-reservoir open en druppelde wat op de stekker. Vervolgens peuterde hij nog wat met zijn speld in de stekker, wees me op het maken van wat ruimte tussen de polen en verzekerde me dat hij terug zou komen. Hij ging binnen een mes halen. ..

Even later stond hij weer buiten met een mes. Je kent ze wel uit je eigen besteklade. Daarmee verwijderde hij wat roest van de polen, duwde de stekker in elkaar en adviseerde me deze later met tape vast te zetten aan de kabelboom. "Ook goed tegen vocht." zei hij.  "Start de motor!"

Broemmmm!

Met de grootste glimlach die ik kon produceren ben ik hem de hand gaan schudden en heb ik hem bedankt. Hij rommelde nog wat aan de stekker, de motor sloeg af. Hij trok de boel weer los, ... meer remolie, beter schoonkrabben. "Starten maar!". De motor gehoorzaamde onmiddellijk. Terwijl hij de stekker in alle richtingen op de proef stelde bleef de motor zonder morren draaien.  "Niet meer naar de garage gaan! verzekerde mijn monteur mij. "Niet nodig. Uw auto is gemaakt! Beter kan niet!"

Ik kon hem 5 euro geven. Meer had ik niet op zak. "Nog 5 erbij" 'vroeg' mijn monteur. Mijn kameraad met trekhaak sprong bij met de rest. Zo was het goed.

Na me nog enkele tips te hebben gegeven over de aanschaf van een sleutel om mijn reservewiel te kunnen losmaken in geval van een lekke band; mijn zekeringkastje voor me af te sluiten; de achterbank op z'n plaats te leggen, met de gordels op de juiste plaats; de krik terug te leggen onder de motorkap, het lampje in de koplamp terug te steken en te checken waarom de motorkap niet in één keer perfect sloot, heb ik hem om zijn nummer gevraagd. Terloops had hij verteld dat hij alles kon maken. Met zo'n oud brik als 'de mijne' leek me dat handig. Zeker als de monteur op een steenworp afstand van je huis zijn drankje drinkt en een peukje rookt.
.... om je op te wachten en te redden als je pech hebt.

"Magic" verbasterde hij zijn naam.

 Ja magisch was het!






Geen opmerkingen:

Een reactie posten