maandag 24 oktober 2016

Nadenken



“Regels zijn nooit een substituut voor nadenken.” Dat zei Marcel Canoy in de uitzending van Nieuwsuur, op woensdag 19 oktober j.l.  Verder zei hij: “Dus die regels kunnen op zichzelf een heel logische grondslag hebben, maar je moet wel nadenken over wat de persoonlijke consequenties van die regels zijn. En als die idioot zijn, zoals in dit geval (Hij haalde hier een voorbeeld aan, waarin een meisje door het verhuizen van de ene naar de andere gemeente, haar duo-fiets moest inleveren), dan moet je daar een uitzondering voor maken.”
“De menselijke maat moet altijd meegenomen worden. Als ik mijn kind opvoed zijn er ook regels, maar er kunnen altijd situaties ontstaan waardoor er een uitzondering op die regels nodig is. Daar moet altijd over gesproken kunnen worden natuurlijk.”

Klinkt heel zinvol naar mijn mening.

“Die regels gaan stapelen en stapelen. Mensen gaan na verloop van tijd denken dat de regels er zijn voor de regels in plaats van voor de onderliggende problemen die er zijn. We hebben regels bedacht, maar er zijn er ook een paar die overbodig zijn.”
Vervolgens daagde hij de politiek en de verzekeraars uit om een ‘top tien’ van regels samen te stellen, waar we vanaf willen. Dit leek hem ook een mooi item voor een reportage van Nieuwsuur.

Toch bleef ik na deze mooie woorden met een klein dilemma zitten.

De heer Canoy spreekt over de regels, maar volgens mij zou het zinvol zijn om het ‘nadenken’ eens nader te beschouwen.
Wie bedenken er bijvoorbeeld de regels, en wie voeren ze uit? En waarom komen een arts en een gezondheidseconoom verhaal halen, in plaats van de mensen op de werkvloer bij de gemeente die de duo-fiets niet wilde vergoeden?
Stel, dat de regels die overbodig zijn, worden weggenomen. Zou dan wel alles op zijn pootjes terechtkomen? Ik twijfel. Ik kan mij voorstellen dat enerzijds misschien een aantal overbodige regels worden opgedoekt, maar anderzijds zal een organisatie, zoals bijvoorbeeld het UWV, de zorgverzekeraar, of een bedrijf, met of zonder overbodige regels, nog wel even nodig hebben om de soms weerbarstige uitkomsten soepel en efficiënt op te vangen.

Denk even aan de beloning die nu in het verschiet ligt voor de oplettende werknemer die ziet dat de hantering van de regels, tot een wat bizarre uitkomst leidt. Allereerst zal hij zijn manager moeten bereiken. Deze zal de werknemer moeten aanhoren en vervolgens bereid moeten zijn om dit verhaal voor het voetlicht te brengen in een management overleg. Dit specifieke geval moet worden onderzocht en na verleende toestemming moeten de bestaande regels met ‘common sense’ worden geïnterpreteerd of gewijzigd.  Hoeveel energie zou er gevraagd worden van de nadenkende medewerker om diens vraag op de overlegtafel te krijgen? En zou dit hem zoveel waardering opleveren, dat hij een volgende keer de exercitie wil herhalen? Zijn managers in grote organisaties wel gewend hiermee om te gaan?
Ik vermoed dat in bovenstaand proces flinke vertragingen kunnen optreden, die frustratie opleveren voor zowel de zelfdenkende werknemer als voor de betrokken cliënt. Zelfs als de uiteindelijke oplossing positief blijkt uit te vallen.

Mijn punt is dat ik vragen heb bij de omgang van het management inzake de ‘zelfdenkzaamheid’ van haar medewerkers. Want welke manager zit te wachten op de goede ideeën van zijn lager personeel. Ik denk aan het UWV, ik denk aan zorginstellingen, ik denk aan het onderwijs…. Welke van deze organisaties staat bekend om het feit dat zij ruimhartig tijd inruimen om te luisteren naar de inhoudelijke kanttekeningen van haar werknemers? Is een reactie als: Daar is geen geld voor niet méér dan genoeg om de weldenkende werknemer de mond te snoeren?

‘Efficiëntie’ is een veel gebezigd toverwoord. Maar of dat samengaat met ‘common sense’?


Ik kijk uit naar de reportage van Nieuwsuur, Tegenlicht, Zembla….


donderdag 20 oktober 2016

Aandacht






Hoe gaat het? Hoe maakt u het? Kom binnen. Kan ik wat voor je inschenken? Wacht even, er zit wat op je jas.... Doe ik voor je! Wat is er?......

Ik herinner mij uit mijn jeugd, de geur en de weldadige aanraking van zijn grote zeephanden, wanneer mijn vader in hetzelfde moment onze handen waste. Door mijn handen in de zijne te nemen.

Aandacht. Snel gegeven, gemakkelijk over het hoofd gezien. Noodzakelijk om te leven, zeker in je eerste jaren. Daarna een voorwaarde voor geluksbeleving. Zowel voor degene die aandacht ontvangt, als voor degene die aandacht schenkt, want het zit in onze genen. Mensen schenken aandacht aan elkaar en aan de wereld om hen heen. We kunnen niet zonder.

We luisteren naar de zorgen van onze vrienden, we helpen onze kinderen en soms ook die van de buren, met hun huiswerk, we lappen de ramen en we aaien de hond. We zorgen voor elkaar en dat is maar goed ook, want we leven in een participatiemaatschappij. Dat was altijd al zo, maar nu de koning dat bevestigd heeft zijn we ons er mogelijk meer van bewust.
Maar waarom moest de koning daarover spreken? Wist hij niet dat onze samenleving per definitie participeert, of was hem het tegendeel misschien opgevallen? Waren we misschien afgeleid geraakt, waardoor we ons er niet bewust van waren dat onze geluksbeleving averij opliep. Als je elke dag hard in de weer bent om je centjes te verdienen, dan zou de noodzakelijke aandacht hier en daar wat kunnen afnemen. Tijd is tenslotte geld en aandacht laat zich niet gemakkelijk in geld uitdrukken. Zou dat het zijn? Zou de koning ons aan onze behoefte aan aandacht willen herinneren. Dat zou mooi zijn!

Mooi voor onze kinderen die hun ouders na school thuis aantreffen. Goed voor het buurthuis waar we ons als vrijwilliger aanmelden. Fijn voor de wat ouderen onder ons die gezelschap kunnen verwachten van een vriendelijke buurtbewoner. Fijn voor de onbekende man met autopech die we helpen duwen. Maar vooral leuk voor onszelf, omdat we zoveel vreugde putten uit onze belangeloze inzet. Daar kan geen geld tegenop. Nee, daar moet zelfs geld bij. Want waarvan zullen wij onze boodschappen doen met zoveel gevoel voor altruïsme?

Daarom laten we ons door praktische zaken wel eens afleiden. Het is ook maar wát fijn dat de kinderen worden opgevangen, dat de hulp in de huishouding kan worden betaald, de vakantie in dat verre land kan doorgaan en de nieuwste telefoon kan worden aangeschaft. En zeg nou zelf: “Voor de kinderen is zo’n vakantie toch ook onvergetelijk!” “Vietnam, Cuba, Argentinië, en dan hopelijk volgend jaar China kunnen doen …. Trouwens, dáár zijn ze ook blij met ons toeristen. En tijdens zo’n vakantie doen we aan ‘quality-time’. Een win-win situatie!” Toch?

Misschien. Ieder het zijne. Ook een ander zijn invulling aan zijn of haar leven gunnen, is een vorm van aandacht. Aandacht gaat niet over ‘gelijk hebben’, of over ‘beter weten’, over ‘méér dan’, of ‘wát als… ‘
Aandacht vraagt om oprechte interesse, om liefde en ruimte, om geduld, weinig eigenbelang….
…. en héél veel tijd. 

En aandacht is onbetaalbaar. 

Mét of zónder zetje van de koning.