“Regels zijn nooit een substituut voor nadenken.” Dat zei
Marcel Canoy in de uitzending van Nieuwsuur, op woensdag 19 oktober j.l. Verder zei hij: “Dus die regels kunnen op
zichzelf een heel logische grondslag hebben, maar je moet wel nadenken over wat
de persoonlijke consequenties van die regels zijn. En als die idioot zijn,
zoals in dit geval (Hij haalde hier
een voorbeeld aan, waarin een meisje door het verhuizen van de ene naar de
andere gemeente, haar duo-fiets moest inleveren), dan moet je daar een
uitzondering voor maken.”
“De menselijke maat moet altijd meegenomen worden. Als ik mijn kind opvoed zijn er ook regels, maar er kunnen altijd situaties ontstaan waardoor er een uitzondering op die regels nodig is. Daar moet altijd over gesproken kunnen worden natuurlijk.”
“De menselijke maat moet altijd meegenomen worden. Als ik mijn kind opvoed zijn er ook regels, maar er kunnen altijd situaties ontstaan waardoor er een uitzondering op die regels nodig is. Daar moet altijd over gesproken kunnen worden natuurlijk.”
Klinkt heel zinvol naar mijn
mening.
“Die regels gaan stapelen en stapelen. Mensen gaan na
verloop van tijd denken dat de regels er zijn voor de regels in plaats van voor
de onderliggende problemen die er zijn. We hebben regels bedacht, maar er zijn
er ook een paar die overbodig zijn.”
Vervolgens daagde hij de politiek en de verzekeraars uit om
een ‘top tien’ van regels samen te stellen, waar we vanaf willen. Dit leek hem
ook een mooi item voor een reportage van Nieuwsuur.
Toch bleef ik na deze mooie woorden met een klein dilemma
zitten.
De heer Canoy spreekt over de regels, maar volgens mij zou
het zinvol zijn om het ‘nadenken’ eens nader te beschouwen.
Wie bedenken er bijvoorbeeld de regels, en wie voeren ze
uit? En waarom komen een arts en een gezondheidseconoom verhaal halen, in
plaats van de mensen op de werkvloer bij de gemeente die de duo-fiets niet
wilde vergoeden?
Stel, dat de regels die overbodig zijn, worden weggenomen.
Zou dan wel alles op zijn pootjes terechtkomen? Ik twijfel. Ik kan mij
voorstellen dat enerzijds misschien een aantal overbodige regels worden
opgedoekt, maar anderzijds zal een organisatie, zoals bijvoorbeeld het UWV, de
zorgverzekeraar, of een bedrijf, met of zonder overbodige regels, nog wel even
nodig hebben om de soms weerbarstige uitkomsten soepel en efficiënt op te
vangen.
Denk even aan de beloning die nu in het verschiet ligt voor
de oplettende werknemer die ziet dat de hantering van de regels, tot een wat
bizarre uitkomst leidt. Allereerst zal hij zijn manager moeten bereiken. Deze
zal de werknemer moeten aanhoren en vervolgens bereid moeten zijn om dit
verhaal voor het voetlicht te brengen in een management overleg. Dit specifieke
geval moet worden onderzocht en na verleende toestemming moeten de bestaande
regels met ‘common sense’ worden geïnterpreteerd of gewijzigd. Hoeveel energie zou er gevraagd worden van de
nadenkende medewerker om diens vraag op de overlegtafel te krijgen? En zou dit
hem zoveel waardering opleveren, dat hij een volgende keer de exercitie wil
herhalen? Zijn managers in grote organisaties wel gewend hiermee om te gaan?
Ik vermoed dat in bovenstaand proces flinke vertragingen
kunnen optreden, die frustratie opleveren voor zowel de zelfdenkende werknemer
als voor de betrokken cliënt. Zelfs als de uiteindelijke oplossing positief
blijkt uit te vallen.
Mijn punt is dat ik vragen heb bij de omgang van het
management inzake de ‘zelfdenkzaamheid’ van haar medewerkers. Want welke
manager zit te wachten op de goede ideeën van zijn lager personeel. Ik denk aan
het UWV, ik denk aan zorginstellingen, ik denk aan het onderwijs…. Welke van
deze organisaties staat bekend om het feit dat zij ruimhartig tijd inruimen om
te luisteren naar de inhoudelijke kanttekeningen van haar werknemers? Is een
reactie als: Daar is geen geld voor niet méér dan genoeg om de weldenkende
werknemer de mond te snoeren?
‘Efficiëntie’ is een veel gebezigd toverwoord. Maar of dat
samengaat met ‘common sense’?
Ik kijk uit naar de reportage van Nieuwsuur, Tegenlicht,
Zembla….